Column Broadcast Magazine – Gemeenschap

Agitatie bespeur je niet snel bij Jeroen Pauw. Onlangs zag ik een felle glimp. Geadresseerde was Elco Brinkman, CDA- prominent. Getuige daarvan was Pia Dijkstra van D66. Zij zat ook aan tafel, als waardig opponent van Brinkman die toe was aan een oorwassing.

Je moet niet weglopen van het antwoord op je eigen vraag, beet Pauw Brinkman toe. Het is u vast niet ontgaan welke vraag Brinkman had gesteld. Namelijk: leggen we in de huidige vrijheidscultuur niet te veel de negatieve gevolgen van ons eigen gedrag bij de gemeenschap, moeten mensen niet zelf de financiële gevolgen dragen van losbandig gedrag zoals drugsgebruik, comazuipen, vuurwerk, voetbalvandalisme en … eeh het plegen van abortus ‘na een avondje stappen’? Oei!

Mij schoot nog door het hoofd dat je zonder gemeenschap nooit aan abortus toekomt, maar dat terzijde. Pauw wilde terecht boter bij de vis van Brinkman na diens zelfgecreëerde vloedgolf. Hoe werkt dat praktisch, wilt u abortus uit het basispakket? Of één keer vergoed en daarna niet meer? Hoe ziet u dat? Antwoord hierop durfde Brinkman niet te geven. Hij hing op sociale media toch al in de touwen, in de publieke opinie was hij feitelijk zelf al uit de maatschappij geaborteerd.

Zoals in elke discussie spelen hier natuurlijk allerlei elementen mee. Relevante achtergronden aangaande Brinkman zijn (1) het CDA, dus rechts (eigen schuld, dikke bult) en christelijk (in den rondte neuken is buiten het Boekje) en (2) het feit dat hij commissaris was van sigarettenfabrikant Philip Morris.

Het woord abortus uit christelijke mond is vragen om ellende. Dat zit meteen in de verdachte hoek. Pia Dijkstra kon er niet bij dat Brinkman in deze tijd van opkomend conservatisme, bijvoorbeeld in Amerikaanse staten waar abortus aan banden wordt gelegd, überhaupt abortus ter tafel durfde te brengen. Brinkman sputterde tegen dat hij niet aan abortus wil tornen, het ging hem meer om … ach, de geest was uit de fles.

En Brinkman, voormalig belangenbehartiger van de tabaksindustrie (dat mensen bewust verslaafd maakt aan sluipmoordend spul), die begint over eigen verantwoordelijkheid en gezondheidszorg, ook dat is natuurlijk lastig te pruimen. De vragen daarover ontweek Brinkman dan ook. Op social media heb ik weinig mensen gezien die Brinkman verdedigden. Af en toe een verdwaasde ziel of mensen rechts van de hygiënische grens (te herkennen aan ‘hij heeft gewoon gezegt wat hij bedoeld!’). Verder werd hij snoeihard neergesabeld als middeleeuwse seniel.

Dat vraagt om nuance. Stel dat Brinkman abortus niet had genoemd. Waarschijnlijk was er dan geen aandacht geweest voor Brinkmans politieke boodschap noch voor zijn memoires. Pauw verdacht hem dan ook van effectbejag, dat hij abortus als voorbeeld heeft genoemd om provocatieve en publicitaire redenen. Dat zou best eens kunnen.

Maar stel dat hij het had gelaten bij de vraag of de gemeenschap, lees: andere mensen die niks met dat gedrag te maken hebben, de kosten moeten dragen voor degenen die spijt hebben van een tattoo of ziekenhuiskosten maken na comazuipen of vuurwerk, zit er dan wat in? Daar mag je natuurlijk best een discussie over voeren.

En dat is best praktisch in te richten. Tattoos verwijderen, vergoed. Daarna weer nieuwe nemen en weer willen verwijderen? Nou vooruit, nog één keer dan, maar daarna zelf opknappen. Hoezo, gaat iemand mij vertellen hoe vaak ik tattoos mag nemen? Bepaal ik zelf wel! Maar dat is het punt niet, het gaat er alleen maar om of je anderen met de kosten ervan moet opzadelen.

Hand eraf met vuurwerk? Vergoed. Vooruit, tweede hand ook. Maar dan klaar. Hoezo, mag ik dan zelf niet meer bepalen of ik …..? Ja hoor, dat mag. Maar hand ophouden zit er dan niet meer in. Eén keer per jaar je been breken tijdens een gevaarlijke sport? Wordt vergoed, vooruit twee keer ook. Stug doorgaan? Op een gegeven moment is het niet zo slecht als het risico verschuift naar degene die bewust het risico neemt.

Ingewikkelder wordt het bij kosten als gevolg van ongezond leven, roken, drank, drugs, fastfood. Maar ook daar is een discussie helemaal niet zo gek. Als verslaving beter behandelbaar wordt en beter meetbaar wat de gevolgen zijn van ongezond gedrag, dan wordt kenbaar wat bewust zelfgekozen ongezond gedrag tot gevolgen heeft. En dan is de legitieme vraag waarom ook alweer mensen die wél gezond leven daaraan mee moeten betalen. Het is niet veel anders dan het adagium dat de vervuiler betaalt. Of zie het als een variant op rekening rijden.

Maar abortus als voorbeeld, mijn hemel, daar moet je niet heen willen, zeker niet als christelijke man op leeftijd. Geen enkele man heeft overigens een idee wat het is om in te grijpen op leven dat in je lichaam huist. En terecht ontsteekt iedere vrouw in grote woede als iemand ook maar de lichtste insinuatie maakt dat een vrouw daar niet zelf over beslist.

Pia Dijkstra, aan tafel bij Pauw, bracht dat treffend over, iedere vrouw is te allen tijde baas in eigen buik en wee je gebeente als je daar aan komt. Een vrouw naar je hart van een partij waar je op stemt (althans ik), in ieder geval niet op het CDA (althans ik niet).

Dat gezegd hebbend, Dijkstra’s pleidooi bleef wel hangen op dat punt, terwijl al snel duidelijk was dat daar het twistpunt helemaal niet lag. En daar werd de discussie dus minder interessant van. Is het dan aan Dijkstra te wijten dat de discussie niet op een hoger plan kwam? Nee, Brinkman heeft stom genoeg zelf gesolliciteerd naar een discussie die hij niet aan wilde en vooral nooit zou kunnen winnen. Hij heeft zijn boodschap eigenhandig verzopen in zijn hang naar aandacht en effect.

Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten

Column Broadcast Magazine – Pannenkoek!

Afgelopen vrijdag ging het bij de Vereniging voor Media en Communicatierecht (VMC) over belediging van gezagsdragers. De twee belangrijkste doelwitten van belediging zijn politiemensen (bijna 5.000 keer jaarlijks belandt bij het OM) en zo af en toe de koning.

Voor de politie bestaat een vrij universele belediging. ACAB, hetgeen staat voor All Cops Are Bastards. Het zal vast niet alle agenten ten diepste krenken, maar soms levert het wel een veroordeling op. Het wordt agenten naar het hoofd geslingerd of staat op een T-shirt of petje. Met een beetje mazzel blijft het bij een waarschuwing, petje af en je mag door. Dat lag iets ingewikkelder bij een zaak van wat jaren terug. Een man had ACAB in zijn nek getatoeëerd. Lastig even af te doen, altijd bij je, dus zoiets gaat toch in de gaten lopen. Zo kwam het ervan dat hij het toch maar eens moest komen uitleggen aan de politierechter.

Tijdens de zitting verweerde de man zich ongeveer zo: “meneer de rechter, ik heb heus wel gehoord van dat met cops en bastards enzo maar dat vind ik helemaal niet hoor, ik vind polities heel lieve mensen, respect en alles, kijk, bij mij betekent het gewoon: Acht Cola, Acht Bier. Handig voor met mijn maten in de kroeg”. Best creatief, maar hij kwam er niet mee weg. Afgelopen vrijdag kwam de vraag op of dit soort zaken wel voor de rechter moeten komen of sneller, goedkoper en effectiever zijn af te doen met een goed gesprek en ferme handdruk. Ja, zo vindt de studiecommissie die namens het VMC onderzoek heeft gedaan naar deze materie.

Verder was in discussie of politiemensen een dikkere huid moeten hebben. Nee, niet per se, vond men in de zaal, maar ook geen langere tenen. Als iemand naar de verbalisant roept: “je mocht vannacht zeker weer niet van je vrouw!”, dan is dat natuurlijk helemaal niet leuk, zeker niet als dat verdorie ook nog zo was(!), zo stel ik me levendig voor. Maar je zult er niemand voor in de boeien slaan.

Er zijn natuurlijk ook gevallen dat agenten wel begrijpelijkerwijs grote woede en frustratie voelen. Bijvoorbeeld bij grove beledigingen op grond van ras, huidskleur, etniciteit, seksuele geaardheid. En allerlei kwetsende varianten daarop. Als pijnlijk voorbeeld werd genoemd de tekst ”man, je ken nie eens jongen maken” naar het hoofd van een agent die daadwerkelijk ongewenst kinderloos bleek. Tot zover de politie. Door naar het volgende doelwit van belediging, de koning.

Onlangs is door middel van een initiatiefwet van Kamerlid Verhoeven (D66) de bijzondere strafmaat voor het beledigen van de Koning (voorheen vijf jaar gevangenisstraf) gelijkgesteld met de strafmaat voor het beledigen van andere gezagsdragers (vier maanden). Waarom is dat goed? Als extreem voorbeeld werd gerefereerd aan Thaise toestanden. Daar wordt de vrijheid van meningsuiting structureel ingeperkt door iedere kritiek op de overheid te vatten onder het verbod op belediging van de koning.

Hoewel Nederland één van de weinige landen is waar het beledigen van de koning strafbaar is, zal het hier zo’n vaart niet lopen. Al past de ‘Fuck de koning’ zaak in dubieuze hoek. U weet het nog. Een demonstrant die ‘Fuck de koning’ riep werd en plein public op de Dam met harde hand van een podium getrokken en afgevoerd. Je zal maar vijf jaar moeten brommen op grond van een wetsartikel uit de verroeste riddertijd. Gelukkig volgde destijds grote publieke verontwaardiging en een ‘tsunami’ van protest-fuckdekonings op social media, waarna de aanklacht tegen de demonstrant al snel werd ‘heroverwogen’.

Het liep met een sisser af. Wat zou de koning ervan vinden, vroeg iemand in de zaal vrijdag. De koning pleegt zich namelijk wijselijk stil te houden als hij geschoren wordt. Nou, ik verzeker u, het kan de koning werkelijk geen ene fuck schelen.

Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten

Column Broadcast Magazine – Heineken

Gisteren is Willem Holleeder veroordeeld tot levenslang. Ik kan niet beoordelen of dat een juiste beslissing is, ik ben maar een simpele civilist. Ik zou denken, zonder ‘smoking gun’ is het lastig, maar de bevriende strafrechtsadvocaat die ik sprak, vond het een terecht vonnis. Ik neem het aan. Er waren in ieder geval een boel mensen blij, nabestaanden van geliquideerden, Holleeder ’s zussen, de kroongetuigen en Peter R. de Vries. U heeft het op de voet gevolgd gisteren, u weet het vast allemaal al. Ik ga niet in herhaling vallen.

Wat u waarschijnlijk niet weet, is dat Holleeder behoort tot een illuster gezelschap, namelijk mannen van enige faam met een tweede naam beginnend met een F. Ik doe slechts een greep: naast Willem F. Holleeder noteer ik Willem F. Hermans, Sander F. Dikhoff, John F. Kennedy, allemaal met Frederik als tweede naam behalve Kennedy dan, maar dat was in dat gezelschap sowieso altijd al een buitenbeentje met z’n Amerikaanse accent. Die F., dat is nogal een geuzendingetje. Het schijnt dat Peter de Vries ook heel graag een F. had gewild, maar op een of andere manier is hij met een R. afgescheept. Super balen voor ‘m.

Strafrecht is dus niet mijn terrein, maar ook op mijn expertise van het intellectueel eigendom, film, TV en onrechtmatige publicaties, heeft Holleeder van zich doen spreken. In 2011 startte Holleeder samen met een andere ontvoerder een kort geding inzake de bioscoopfilm De Heineken Ontvoering.

De film is gebaseerd op de waargebeurde ontvoering van de biermagnaat Freddy Heineken in 1983 en het boek De ontvoering van Alfred Heineken uit 1987, geschreven door Peter R. de Vries. Holleeder had bezwaar tegen onderdelen van de film. Hij vond het prima dat het verhaal over de ontvoering verteld werd, maar dan moest het wel kloppen.

En inderdaad, de film bevat elementen die niet waarheidsgetrouw zijn. De redenen voor die fictieve toevoegingen zijn dramaturgisch van aard. Het is een mengeling geworden van facts en fiction, ook wel faction genoemd. Het personage Rem Hubregts (een mix tussen ontvoerders Erkamps en Holleeder) gespeeld door een acteur die sprekend op Holleeder lijkt, doet dingen die zijn verzonnen, aldus Holleeder. Doorgeladen pistool op hoofd Heineken? Niet gebeurd. Hoofd Heineken in wc-pot? Ook niet. Vriendin afgepakt van Frans Meijer. Ook verzonnen, niks van waar.

Met name daar waar het personage ‘Rem’ zich schuldig maakt aan strafbare feiten, wreedheden en grofheden die niet zijn terug te voeren op over de ontvoering bekende feiten, wringt de schoen. Holleeder zegt dat de kijker niet weet wat echt is en wat niet, de kijker kan dat niet scheiden en schrijft dus ook die dingen die hij niet gedaan heeft, aan hem toe.

Daarom wilde Holleeder dat in de tekst voorafgaand aan de film, een aantal passages expliciet als fictie werden bestempeld. De rechter wees de vordering af, grofweg met de redenering dat een verfilming van een historische gebeurtenis op een mengeling van feiten en fictie mag berusten en dat alleen indien de fictieve elementen ernstige reputatieschade opleveren, dit aanleiding zou kunnen zijn tot het treffen van maatregelen. Bij reputatieschade denk je aan verlies van eer en goede naam. Wellicht heeft de rechter gedacht dat iets wat je niet hebt, je ook niet kunt verliezen.

Terug naar de ontvoering. Dat was me nogal wat destijds in de jaren ’80. Heel Nederland leefde mee. Holleeder heeft ooit als motief genoemd dat zijn vader, door zijn baan bij Heineken, aan de drank is geraakt en vervolgens wegens datzelfde drankgebruik is ontslagen. Dat Heineken feitelijk zijn vaders leven heeft verwoest. Kan ik me voorstellen. Ik denk dat Holleeder c.s. trouwens ook nog 35 miljoen andere motieven hadden, want dat was de opbrengst van de ontvoering (klopt niet helemaal, gingen nog wel wat investeringen af, bivakmutsen en wapens enzo, maar dat was relatief overzichtelijk qua kosten).

Er gaan verhalen dat de battle tussen Heineken en Holleeder nooit is overgegaan, dat Freddy Heineken tot zijn dood Holleeder probeerde het leven zuur te maken, bijvoorbeeld kerstkaartjes met de tekst ‘you can run but you cannot hide’. Logisch ook wel, want buiten het trauma van de ontvoering had Heineken nog een gat tussen betaald (35 miljoen) en teruggevonden (27 miljoen) losgeld.

Het verhaal gaat dat Holleeder op zijn beurt met de andere ontvoerders de geslaagde ontvoering in de Heineken Hoek heeft gevierd en dat toen Holleeder na de ontvoering uit de gevangenis kwam en het welkomstfeest in het Marriott-hotel in Amsterdam binnenwandelde, het orkest de vrolijke tonen van ’Heerlijk, Helder, Heineken’ speelde.

Na de ontvoering dronk Holleeder een Heineken op Heineken. Na gisteren drinken ze bij Heineken een Heineken op Holleeder. Het kan verkeren.

Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten

Column Broadcast Magazine – Vrouwenvoetbal – zolang het nog kan

De Nederlandse dames doen het goed op het WK. Ze hebben de halve finale bereikt, de tribunes zitten bomvol en trefzeker veroveren zij de harten van alle voetballiefhebbers. Een geijkt moment voor de discussie wat eigenlijk de reden is dat mannelijke profvoetballers duizelingwekkend meer meer verdienen dan vrouwelijke. Hoezo dat? De vrouwen willen ook meer meer.

Hoogleraar filosofie en oud-profvoetballer Martine Prange heeft er onlangs een stuk aan gewijd in de Volkskrant. Zij constateert dat weliswaar de KNVB in de komende vier jaar de commerciële beloning voor de vrouwen stapsgewijs opschroeft naar het niveau van de mannen – een prachtig signaal – maar dat van gelijkheid nog lang geen sprake is, terwijl het zaak is dat ‘elke prestatie gelijk beloond wordt’.

Zij vraagt zich af wat eigenlijk de argumenten zijn tégen gelijke beloning. Het belangrijkste argument dat telkens opkomt is marktwerking, door Prange omschreven als: “vrouwen brengen veel minder geld in het laatje, media en publiek hebben er minder interesse in, omdat het kwalitatief minder goed is dan mannenvoetbal”.

Prange heeft drie argumenten vóór gelijke beloning. Eerste argument: ‘Er moet gelijke beloning zijn voor gelijk werk. Hier gaat het om de intrinsieke waarde van arbeid, de vraag of mannen die trainen en wedstrijden spelen dezelfde arbeid leveren als vrouwen die dat doen.’

Dat is prachtig, ‘gelijke beloning voor gelijk werk’. Kan zo op een tegel. Maar als we daar toch even kritisch naar kijken en we de inkomsten van voetbalvrouwen in alle breedte beschouwen, dan komt de vraag op waarom Lieke Martens meer verdient dan andere voetbalvrouwen die met evenveel inzet ook het hele jaar professioneel achter een bal aan rennen. Die leveren toch ‘dezelfde arbeid’? Waar is dan de ‘gelijke beloning voor gelijk werk’ gebleven?

Of neem de Nederlandse hockeyvrouwen. Leveren die minder arbeidsinspanning dan de Nederlandse voetbalvrouwen? Ik zou het niet lichtvaardig durven beweren. Waarom zouden de voetbalvrouwen dan meer mogen verdienen? U raadt het al: marktwerking.

Het tweede argument van Prange ‘draait om de vraag wat je als werkgever voor waardering uitdrukt met je betaling’. Als voorbeeld noemt ze de Amerikaanse vrouwen die ‘meer wedstrijden hebben gespeeld en veel meer hebben gewonnen’, en ‘toch minder waard zijn’, aldus ‘een overduidelijk geval van seksisme’.

Het element ‘meer hebben gewonnen’ valt mij hier op. Blijkbaar wordt de beloning toch niet louter door de arbeidsinspanning bepaald. Blijkbaar is niet alleen de input maar toch ook de output van belang voor de hoogte van de beloning. Daar ga je al, we moeten de zojuist beschreven tegel van ‘gelijke beloning voor gelijk werk’ meteen maar weer blanco boenen. Naast ‘gelijk werk’ tellen blijkbaar ook andere elementen mee, namelijk talent en welke kwaliteit daarmee wordt bereikt.

Niet alleen inzet maar ook kwaliteit is inderdaad een factor van belang. Als twee mensen dezelfde arbeidsinspanning leveren en de kwaliteit van de ene is hoger dan die van de ander, dan wordt in alle geledingen van de maatschappij de betere kwaliteit beter beloond. Dat is gemeengoed. Dat lijkt me een gezond principe. Sterker nog, als je dat loslaat, dan sta je pardoes met één been in communistisch territoir.

En zo hebben we ook meteen het Lieke Martens- probleem opgelost waarop we hierboven nog vastliepen, namelijk de vraag waarom zij meer verdient. Met Lieke Martens in je team heb je simpelweg meer kwaliteit tot je beschikking dan met een speelster met minder capaciteiten, ook al levert die evenveel arbeidsinspanning.

Verhip, zou dat wellicht ook de reden kunnen zijn dat de beste mannelijke voetballers meer verdienen dan de beste vrouwelijke? Als kwaliteit gemeten kan worden langs de lat van wie van wie wint, dan is de kwaliteit van mannen hoger, het Nederlands mannenelftal bijvoorbeeld zal immers waarschijnlijk winnen van het Nederlands vrouwenelftal.

Let wel, dat betekent niet dat er aangaande (on)gelijkheid tussen mannen en vrouwen geen maatschappelijk probleem ligt. Dat is er wel degelijk, namelijk het feit dat bij gelijke kwaliteit ongelijk wordt beloond. Dat komt veelvuldig voor met name ten nadele van vrouwen en dat is volstrekt onzinnig en ronduit kwalijk. Maar daar hebben we her hier niet over. We hebben het hier immers over het geval dat de kwaliteit wél verschilt.

Het derde argument van Prange gaat over de ‘historische onrechtvaardigheid’ dat het vrouwen lang niet gegund is te voetballen en de vraag of er geen ‘herstelplicht’ is opdat vrouwen de achterstand zo snel mogelijk kunnen inhalen. Dit vind ik steekhoudend. Het is natuurlijk ronduit belachelijk dat ooit meisjes en vrouwen geen lid konden worden van een voetbalclub. En dat heeft ontegenzeggelijk een achterstand opgeleverd. Het is weliswaar de vraag of er zonder ‘historische onrechtvaardigheid’ nu geen kwaliteitsverschil zou zijn, maar die was zonder twijfel veel kleiner geweest.

Interessante materie. De ondergrond van dit al is het door Prange aangehaalde adagium van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. We lopen die drie termen nog even af. Vrijheid is er op dit punt inmiddels wel denk ik. Broederschap lijkt me in dit verband een onhandige term. Gelijkheid, daar ontbreekt het inderdaad aan. Maar dat wordt wel almaar beter. De gelijkheidsgoden zijn ons gunstig gezind.

Ooit bereiken we het nirvana van gelijkheid in haar puurste vorm. Dan is het niet meer relevant, mág het niet meer relevant zijn tot welke sekse een voetbalteamlid behoort. Dan zijn we sekseblind. Geen mannenvoetbal meer en ook geen vrouwenvoetbal. Gewoon voetbal. Eén nationaal team. Met de steeds luidere roep om genderneutraliteit, gaat dat er natuurlijk uiteindelijk van komen.

Ik vrees dat het qua bezetting in zo’n team voorlopig niet zo goed zou uitpakken voor de voetballers formerly known as women. Met die ultieme gelijkheid bewijzen we hen nu in ieder geval geen dienst. Laten we deze dagen nog maar even genieten van wervelend vrouwenvoetbal in vol ornaat, pur sang.

Zolang het nog kan.

Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten

Column Broadcast Magazine – De strepen van Cruijff

Deze ochtend heb ik de nieuwsbrief van merkenbureau Chiever voor mijn neus. Ik raad het aan. Het is interessant, kleurrijk en ’s lands bekendste merkenman Bas Kist heeft naast verstand van zaken een prettige pen.

Ik lees dat Adidas een gevoelige nederlaag heeft geleden. Op 19 juni jl. bepaalde het Europese Gerecht dat de merkregistratie van Adidas, bestaande uit de drie verticale zwarte strepen, ongeldig is. Zo! Heftig. Maar het klinkt rampzaliger dan het is. Het is niet zo dat de strepen van Adidas nu ‘vogelvrij zijn’. Adidas heeft nog steeds een heleboel geldige merkregistraties waarin de drie-streep te zien is en daarmee ruim voldoende munitie om profiteurs het leven zuur te maken, aldus Kist. Zijn conclusie is dat Adidas het gewoon niet goed heeft aangepakt, men heeft domweg een verkeerde registratie verricht.

You win some, you lose some, zou je denken, merkenland ligt ook in de gewone wereld. Maar een dergelijke nederlaag lijden door een aanwijsbare fout, dat zal niet straffeloos zijn. Nadat de beslissing van het Europese Gerecht bij het betreffende merkenbureau de fax was uitgerold, heeft een batterijtje merkgemachtigden het vast heel warm gekregen. En wat te doen met een te warm batterijtje? Onmiddellijke verwijdering uit het apparaat.

De zaak tegen de Europese registratie van het merk van Adidas was in gang gezet door een bedrijf dat met zijn producten ‘graag dicht tegen de Adidas-strepen aankruipt.

Dat doet mij denken aan de strepen van wijlen Johan Cruijff (God hebbe zijn ziel). Johan Cruijff had nog wel eens een akkefietje (ze moesten hem ook altijd hebben) met deze en gene, waaronder ook met Adidas. In 2014 had Adidas een advocaat op hem afgestuurd met de sommatie onmiddellijk te stoppen met verkoop van replica’s van zijn WK- shirt 1974.

Hoe zat dat ook alweer? Cruijff weigerde in 1974 het Nederlands elftalshirt van Adidas te dragen. Hij wilde best fungeren als rennende reclamezuil, maar dan wel graag beplakt met zijn eigen merk. Maar ja, dan moest er wel in plaats van de ‘drie strepen’ van Adidas een ander logo verzonnen worden. Dat zal me een creatieve worsteling geweest zijn. Maar ja, Cruijff was goed in ingewikkelde dingen simpel maken. Zo ook hier. Even kijken, drie strepen mag dus niet. Weet je wat, we halen er gewoon een streepje af. Voilà, een origineel logo van twee strepen.

Cruijff had – behoudens dat streepje minder – dus weinig zijn best gedaan om hiervan af te wijken. Van de ontelbare mogelijkheden die uit het creatieve brein kunnen ontspruiten, koos Cruijff nu juist voor nagenoeg dezelfde strepen. Waarom? Gebrek aan fantasie, gemakzucht of wilde hij misschien stiekem toch een beetje meeliften op het ijzersterke Adidasmerk?

Cruijff zelf zag het probleem niet. Over de boze brief van Adidas schreef Cruijff destijds in zijn column: ‘Ik begrijp daar weinig van. Dat shirt is gemaakt om juist géén reclame voor Adidas te maken. Die twee strepen horen bij mij, (…) zijn onderdeel van mijn identiteit. Hopelijk waait het over.’

Hij was er klaar mee. En dacht het in zijn column af te doen. Maar weet u wat de titel van de column was? Je gelooft het bijna niet, die luidde: ‘Snel een streep eronder’. Oei, niet doen hoor! Want – zo leert een snelle rekensom – twee strepen met ééntje eronder, dat maakt toch echt weer drie. Simpel.

Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten

Wrongful life

De programma’s van Johnny en Chris hebben het syndroom van Down een mooi gezicht gegeven. Het gaat om gewone mensen met gewone mensenwensen.

Misschien heeft die populariteit van Down wel bijgedragen aan het protest dat nu bestaat tegen de test die Down heel eenvoudig prenataal kan opsporen. De vraag is of die test voor alle vrouwen toegankelijk moet zijn. Het bezwaar van de tegenstanders is dat dat leidt tot een Down- loze samenleving.

Ik snap daar niets van. Down is toch een ziekte? Met meer of minder ernstige symptomen? Natuurlijk houden ouders van een kind met Down evenveel van hun kind als andere ouders. Of misschien wel meer omdat de afhankelijkheid de band wellicht nog hechter maakt. Maar dat maakt de diagnose Down nog niet tot een heuglijk feit. Bij geboorte is er blijdschap over het nieuw leven ondanks Down, niet over Down zelf. Dat moet niet verward worden.

De tegenstanders van de test hebben nog een argument, namelijk dat je scheef aangekeken wordt als je nog een kind met Down krijgt. Dat zou kunnen. Maar dan nog. Als je ervoor kiest niet te testen, of wel te testen en de zwangerschap niet af te breken, dan heb je daar goed over nagedacht en sta je achter die keuze.

Het komt ook voor dat ouders die keuze is onthouden door een fout van het ziekenhuis. Dat gebeurde bij baby Kelly in 1984. Tijdens de zwangerschap hadden de ouders van Kelly gevraagd om een prenatale test vanwege een in de familie voorkomende ernstige erfelijke afwijking. De verloskundige vond het onderzoek niet nodig. Kelly werd geboren en bleek meervoudig gehandicapt. De ouders vonden dat Kelly niet had moeten leven, niet geboren had moeten worden. Ze gingen naar de rechter en vorderden schadevergoeding.

Het ziekenhuis moest aan de ouders de kosten voldoen, niet alleen de extra kosten voor de handicaps maar ook de gewone kosten voor opvoeding en verzorging van Kelly. Kelly zelf kreeg ook schadevergoeding toegewezen voor haar levensonderhoud na haar 21e levensjaar. Kortom, de kosten van Kelly’s bestaan moesten worden vergoed.

Wat nu als de ongewenste geboorte van Kelly niet was veroorzaakt door het bewust niet testen door het ziekenhuis maar door het bewust niet testen door de ouders? Had Kelly dan diezelfde schade  van haar ouders kunnen vorderen?

De Hoge Raad oordeelde dat een claim van Kelly op haar ouders niet terecht zou zijn omdat Kelly geen recht heeft op haar eigen niet-bestaan. Klopt dat wel? Want als Kelly helemaal geen recht heeft op niet- bestaan, waarom moest het ziekenhuis dan toch alle kosten vergoeden van haar wel- bestaan?

De voor iedereen beschikbare test komt er vast. De vraag is of kinderen met Down straks moreel of juridisch hun ouders zouden kunnen aanspreken op het bewust achterwege laten ervan.

Column Parool – Showfixing

Het programma Andere Tijden blikte terug op de grote televisieshows van weleer, met Willem Ruis, Fred Oster en Ron Brandsteder. Geweldige successen. Onbedoeld ging het vooral over het bedrog dat in die shows plaatsvond. Fred Oster deed een boekje open. Hij legde uit hoe met makkelijkere vragen en andere vormen van listigheid de mensen met de betere kijkbuiskoppen langer in het spel werden gehouden.

Mijn goedgelovigheid was al eens aan het wankelen gebracht door de 100.000 guldenshow begin jaren ’90, gepresenteerd door Mark Klein Essink. Onderdeel van dat programma was een tribune gevuld met 50 figuranten, mensen die alles doen voor een beetje cash, studenten dus. Om te zorgen dat het studentensoepie op tijd was, werden we met de bus naar de studio gebracht.

Vooraf hadden we nauwkeurig onze uiterlijke kenmerken moeten opgeven: kleur haar, trui, bril, baard, snor. Dat was van groot belang omdat de kandidaten aan de hand van ons uiterlijk moesten raden wie van ons de winnende code had voor de kluis met 100.000 gulden.

De bedoeling was dat we allemaal een koker hadden en één van ons de koker met de juiste code. Telkens als de kandidaten een vraag goed beantwoordden, kregen ze een hint over het uiterlijk van de persoon op onze tribune met die winnende koker in handen. Met iedere hint werd de kans dus groter om de juiste persoon te raden, daarmee de juiste code en daarmee de ton.

Spannend hoor. Een ingenieus spel. Toen voordat het programma begon de kokers werden uitgedeeld, waren we heel benieuwd wie van ons de winnende koker kreeg. Maar tot onze verbazing werd onderaan de tribune een doos doorgegeven waaruit iedereen willekeurig een koker mocht pakken. Huh, was er dan geen link tussen de juiste beantwoording van de vragen, de persoon met de winnende koker, de juiste code en dus het winnen van de ton? Toegegeven, we waren destijds vrijwel continu in de olie dus misschien hebben we iets gemist. En ach, ook al denkt u wel eens oh oh oh, het geeft niet want het is maar show.

Column Parool – Brood

Herman Broods atelier zat jarenlang boven café Dante in de Spuistraat. Midden jaren 90 zat ik daar eens aan een neutje, toen er een jongen binnenkwam met een gipsen buste. Of Herman boven was? Ja die was er, en belangrijker, zijn manager Koos van Dijk was er niet. Dat bleek nogal relevant, want Koos had Herman op rantsoen gezet, niet zozeer qua drank en dope, maar qua het in de markt pompen van nog meer werk. Een verzadigde markt drukt immers de prijs.

De jongen snelde de trap op. De buste moest met enige spoed volgespuitbust worden voordat Koos terug was. Herman bleek niet te doen aan rantsoen, want de jongen stond binnen tien minuten al weer beneden met een op z’n Hermans volgespoten kleurenbuste. Een lucratief parallelhandeltje. Broodnodig, want Herman moest drinken en de schoorsteen roken. De hang naar heilzame middelen bleek sterker dan de trouw aan Koos.

De trouw van Koos aan Herman is ook niet optimaal, zo bleek deze week in het undercover programma Rambam. Godallemachtig, wat was dat gênant. Eerst zie je hoe Koos een certificaat van echtheid afgeeft op een ‘Brood’ die de programmamakers zelf in elkaar hebben gerambamd. Vervolgens zie je dat Koos rode oren heeft naar een handeltje in Chinese namaakschilderijen waar Koos dan het certificaat bij zou leveren in ruil voor 25% van de verkoopprijs. Koos drong aan op discretie. Als het zou uitlekken, zou hij genoodzaakt zijn te ontkennen.

En ontkennen, dat deed- ie deze week met verve, onder andere bij Humberto Tan. Hij had het spelletje namelijk meegespeeld om de ‘bende’ op te sporen. Juist ja. Had hij die strategie van geniaal dubbelspel toevallig nog met iemand gedeeld? In ieder geval niet met de weduwe van Herman, want die is verbijsterd. Koos gaf aan dit soort dingen wel altijd te melden aan zijn advocaat. Dan weet ik het goed gemaakt. Als zijn advocaat nou even bevestigt dat Koos inderdaad bezig was met ontmaskering van die gemene bende, dan ontspringt Koos de dans. Als die bevestiging uitblijft, is het een geval van zakelijke zelfmoord.

Column Parool – Duitsere tijden

Adolf Hitler en Anne Frank hebben een paar dingen gemeen. Allereerst zijn ze allebei omgebracht door dezelfde moordenaar: Adolf Hitler. Anne Frank door zijn handlangers en Hitler door Hitler zelf. Ten tweede vonden zij de dood in hetzelfde jaar, 1945. En dat is relevant voor het derde gemeenschappelijk feit, namelijk dat ze allebei een boek hebben geschreven.

Het auteursrecht op een boek vervalt ‘door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de maker’. Mein Kampf van Hitler en de dagboeken van Anne Frank behoren dus sinds 1 januari van dit jaar tot het publieke domein.

Mein Kampf is dan ook sinds gisteren in Duitsland verkrijgbaar. Wel in een wetenschappelijke editie, omdat met een uitgave sec het gevaar bestaat dat publicatie botst met het verbod op haat zaaien. Naar verwachtring zal een dergelijke wetenschappelijke editie ook in Nederland zijn toegestaan.

Over het boek van Anne Frank is meer gedoe. Ondanks het verloop van de termijn van 70 jaar, is de eigenaar van de auteursrechten, het Anne Frank Fonds in Basel, er alles aan gelegen om de vrijval van het werk van Anne Frank tegen te houden. Men hanteert de volgende redenering. Het in 1947 uitgegeven boek Het Achterhuis is niet het dagboek van Anne Frank. Nee, het is een door haar vader Otto Frank gemaakte bewerking van de dagboeken van Anne Frank. En dus is Otto Frank (ook) auteursrechthebbende. En dat betekent dat de vervaltermijn van het auteursrecht niet begon te lopen in 1945 maar pas later. Nog een tijdje handen af dus.

Gelukkig hebben twee Franse wetenschappers de integrale Nederlandse tekst van Het Achterhuis al op internet gezet. Het is onbegrijpelijk dat het Anne Frank Fonds dat wil tegenhouden onder dreiging van rechtszaken. Het doel van het Fonds zelf is namelijk: ‘om de erfenis van Anne Frank met zoveel mogelijk mensen te delen.’ Wat is het probleem dan? Het zal toch niet met geld te maken hebben? Zolang het Fonds blijft tegenwerken, weten u en ik genoeg.

Column Parool – Bloemenman

Het is niet zomaar mis, het is kerstmis. Jezus Christus, wat een gedoe. Neem nu die tsunami aan kerstmarkten. Het is heus bij vlagen best charmant maar uiteindelijk toch vooral geveinsde barmhartigheid en in plastic charitas omwikkelde commercie.

Geen kerstmarkt dus. Liever het vaste rondje zaterdagmarkt op de Lindengracht. Eerst even langs de bloemenman (mits daar qua pais en vree thuis enige aanleiding toe bestaat natuurlijk). Een keurige heer was me voor. Toen deze argeloos informeerde naar een leuk boeketje, wist ik al welke vraag ging komen, want de bloemenman heeft zo zijn vaste methoden om met stalen bek al te deftige types op het verkeerde been te zetten: ‘Is het voor uw vrouw of mag het wat kosten?’

Kijk, dan is de zaterdag goed begonnen. Vervolgens naar bloemenman’s buurman, een druktemaker met soep en broodjes worst. Een Amerikaanse dame bestelde een hot dog. Of course ma’m. Mustard, ketchup, sauerkraut? With love and tenderness? Het zal de kerstsfeer geweest zijn want normaal eindigt het vragenvuur bij het sauerkraut. De aarde warmde plots eventjes extra op, de dame smolt een beetje. Love and tenderness, aah, very welcome.

Het moet allemaal niet te klef worden natuurlijk, maar met vrolijke kwinkslag een ander een beetje blijer maken, niks mis mee. Je zou bijna denken dat meer mensen dat zouden moeten doen. Het liefst met z’n allen tegelijk, dan schiet het op. Een auto aanduwen doe je ook niet om de beurt. En bij voetbal geldt het ook, als iedereen tegelijk een extra stapje doet, wordt het ineens een ander potje.

En iedereen is inmiddels wel toe aan een ander potje. Er is wel even genoeg gehaat, gescholden, gemoord. Meer liefde dus. Als we dat maar niet ophangen aan de geboorte van een kindeke of welke andere hogere macht, verzonnen in de tijd dat de bliksemse donder nog niks met luchtdruk te maken leek te hebben. Je hebt geen priester, imam of monnik nodig voor het juiste antwoord aan de bloemenman. ‘Ja meneer, het is voor mijn vrouw en het mag wat kosten.’