De Nederlandse dames doen het goed op het WK. Ze hebben de halve finale bereikt, de tribunes zitten bomvol en trefzeker veroveren zij de harten van alle voetballiefhebbers. Een geijkt moment voor de discussie wat eigenlijk de reden is dat mannelijke profvoetballers duizelingwekkend meer meer verdienen dan vrouwelijke. Hoezo dat? De vrouwen willen ook meer meer.
Hoogleraar filosofie en oud-profvoetballer Martine Prange heeft er onlangs een stuk aan gewijd in de Volkskrant. Zij constateert dat weliswaar de KNVB in de komende vier jaar de commerciële beloning voor de vrouwen stapsgewijs opschroeft naar het niveau van de mannen – een prachtig signaal – maar dat van gelijkheid nog lang geen sprake is, terwijl het zaak is dat ‘elke prestatie gelijk beloond wordt’.
Zij vraagt zich af wat eigenlijk de argumenten zijn tégen gelijke beloning. Het belangrijkste argument dat telkens opkomt is marktwerking, door Prange omschreven als: “vrouwen brengen veel minder geld in het laatje, media en publiek hebben er minder interesse in, omdat het kwalitatief minder goed is dan mannenvoetbal”.
Prange heeft drie argumenten vóór gelijke beloning. Eerste argument: ‘Er moet gelijke beloning zijn voor gelijk werk. Hier gaat het om de intrinsieke waarde van arbeid, de vraag of mannen die trainen en wedstrijden spelen dezelfde arbeid leveren als vrouwen die dat doen.’
Dat is prachtig, ‘gelijke beloning voor gelijk werk’. Kan zo op een tegel. Maar als we daar toch even kritisch naar kijken en we de inkomsten van voetbalvrouwen in alle breedte beschouwen, dan komt de vraag op waarom Lieke Martens meer verdient dan andere voetbalvrouwen die met evenveel inzet ook het hele jaar professioneel achter een bal aan rennen. Die leveren toch ‘dezelfde arbeid’? Waar is dan de ‘gelijke beloning voor gelijk werk’ gebleven?
Of neem de Nederlandse hockeyvrouwen. Leveren die minder arbeidsinspanning dan de Nederlandse voetbalvrouwen? Ik zou het niet lichtvaardig durven beweren. Waarom zouden de voetbalvrouwen dan meer mogen verdienen? U raadt het al: marktwerking.
Het tweede argument van Prange ‘draait om de vraag wat je als werkgever voor waardering uitdrukt met je betaling’. Als voorbeeld noemt ze de Amerikaanse vrouwen die ‘meer wedstrijden hebben gespeeld en veel meer hebben gewonnen’, en ‘toch minder waard zijn’, aldus ‘een overduidelijk geval van seksisme’.
Het element ‘meer hebben gewonnen’ valt mij hier op. Blijkbaar wordt de beloning toch niet louter door de arbeidsinspanning bepaald. Blijkbaar is niet alleen de input maar toch ook de output van belang voor de hoogte van de beloning. Daar ga je al, we moeten de zojuist beschreven tegel van ‘gelijke beloning voor gelijk werk’ meteen maar weer blanco boenen. Naast ‘gelijk werk’ tellen blijkbaar ook andere elementen mee, namelijk talent en welke kwaliteit daarmee wordt bereikt.
Niet alleen inzet maar ook kwaliteit is inderdaad een factor van belang. Als twee mensen dezelfde arbeidsinspanning leveren en de kwaliteit van de ene is hoger dan die van de ander, dan wordt in alle geledingen van de maatschappij de betere kwaliteit beter beloond. Dat is gemeengoed. Dat lijkt me een gezond principe. Sterker nog, als je dat loslaat, dan sta je pardoes met één been in communistisch territoir.
En zo hebben we ook meteen het Lieke Martens- probleem opgelost waarop we hierboven nog vastliepen, namelijk de vraag waarom zij meer verdient. Met Lieke Martens in je team heb je simpelweg meer kwaliteit tot je beschikking dan met een speelster met minder capaciteiten, ook al levert die evenveel arbeidsinspanning.
Verhip, zou dat wellicht ook de reden kunnen zijn dat de beste mannelijke voetballers meer verdienen dan de beste vrouwelijke? Als kwaliteit gemeten kan worden langs de lat van wie van wie wint, dan is de kwaliteit van mannen hoger, het Nederlands mannenelftal bijvoorbeeld zal immers waarschijnlijk winnen van het Nederlands vrouwenelftal.
Let wel, dat betekent niet dat er aangaande (on)gelijkheid tussen mannen en vrouwen geen maatschappelijk probleem ligt. Dat is er wel degelijk, namelijk het feit dat bij gelijke kwaliteit ongelijk wordt beloond. Dat komt veelvuldig voor met name ten nadele van vrouwen en dat is volstrekt onzinnig en ronduit kwalijk. Maar daar hebben we her hier niet over. We hebben het hier immers over het geval dat de kwaliteit wél verschilt.
Het derde argument van Prange gaat over de ‘historische onrechtvaardigheid’ dat het vrouwen lang niet gegund is te voetballen en de vraag of er geen ‘herstelplicht’ is opdat vrouwen de achterstand zo snel mogelijk kunnen inhalen. Dit vind ik steekhoudend. Het is natuurlijk ronduit belachelijk dat ooit meisjes en vrouwen geen lid konden worden van een voetbalclub. En dat heeft ontegenzeggelijk een achterstand opgeleverd. Het is weliswaar de vraag of er zonder ‘historische onrechtvaardigheid’ nu geen kwaliteitsverschil zou zijn, maar die was zonder twijfel veel kleiner geweest.
Interessante materie. De ondergrond van dit al is het door Prange aangehaalde adagium van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. We lopen die drie termen nog even af. Vrijheid is er op dit punt inmiddels wel denk ik. Broederschap lijkt me in dit verband een onhandige term. Gelijkheid, daar ontbreekt het inderdaad aan. Maar dat wordt wel almaar beter. De gelijkheidsgoden zijn ons gunstig gezind.
Ooit bereiken we het nirvana van gelijkheid in haar puurste vorm. Dan is het niet meer relevant, mág het niet meer relevant zijn tot welke sekse een voetbalteamlid behoort. Dan zijn we sekseblind. Geen mannenvoetbal meer en ook geen vrouwenvoetbal. Gewoon voetbal. Eén nationaal team. Met de steeds luidere roep om genderneutraliteit, gaat dat er natuurlijk uiteindelijk van komen.
Ik vrees dat het qua bezetting in zo’n team voorlopig niet zo goed zou uitpakken voor de voetballers formerly known as women. Met die ultieme gelijkheid bewijzen we hen nu in ieder geval geen dienst. Laten we deze dagen nog maar even genieten van wervelend vrouwenvoetbal in vol ornaat, pur sang.
Zolang het nog kan.
Sander Dikhoff
Dikhoff Van Dongen Advocaten