Overweldigd door de tsunami van groot leed en de allesoverheersende berichtgeving daarover, vlucht ik even in klein lokaal leed.
U kent de reclame waarin Moszcowicz wordt aangereden. De veroorzaker van het ongeluk schrikt zich een hoedje als het de advocaat is die na de botsing uit de auto stapt en naar zijn pijnlijke nek grijpt. Voor de meeste mensen is Moszcowicz wel de laatste die je aan je bumper wilt hebben kleven.
Gisteren had ik zo’n Moszcowicz- momentje. Ik reed in de Van Woustraat (op de fiets, niks Aston Martin voor deze jongen) met enige vaart in de wielen, toen een mevrouw plots haar portier opende. Ik vloog er vol in en smakte op het asfalt. Verdomme. Fiets kapot, open knie. Als na een schwalbe wachtend op de vinger naar de stip, bleef ik even liggen. Het zal een seconde of tien geweest zijn. Geen vinger te bekennen, niemand stak een hand uit. Jammer, je hoopt toch dat op zijn minst één verdwaalde ziel het chaqun sa merde even vergeet en uit aardigheid iets zegt van gaat het, kan ik je helpen. Niets van dat al.
Wel kwam natuurlijk de mevrouw die de obstructie had veroorzaakt. Ze begon met te zeggen dat ze wel in haar spiegel had gekeken maar me niet had gezien. Dat vond ik niet zo geloofwaardig. Ik ben niet een ver vaag stipje, ik vul dat hele spiegeltje tot de rand.
Maar goed. Ze vroeg of het ging. Ja hoor, prima. Tijd om weer voort te gaan. Maar de fiets was kapot, dus ik kreeg netjes haar gegevens. Ze wilde ook graag mijn kaartje. Toen ik dat gaf, kwam het kreetje: o nee, ook nog een advocaat!
Die reactie verbaast niemand. Maar waarom eigenlijk? Wat is de angst? Dat een advocaat je op oneigenlijke gronden levenslang leegtrekt? Natuurlijk, kennis en middelen zijn beschikbaar. Maar er is toch ook nog zoiets als een morele drempel? Blijkbaar wordt die bij advocaten niet zo hoog ingeschat. Mijn vakbroeders en ik hebben een slechte naam. Zou dat nou echt alleen door Moszkowicz komen?